Close up van tablet met website Certifisc

Liquidatiereserve

Een kleine vennootschap die haar winst niet meteen wil uitkeren, kan ervoor kiezen om het geheel of een deel van de boekhoudkundige winst onder te brengen in een specifieke reserve: de liquidatiereserve. Dit is een passiefrekening waarop je (een deel van) de nettowinst kan boeken. Na het doorlopen van een bepaalde wachttermijn kan deze reserve vervolgens als dividend worden uitgekeerd aan een gunstig tarief.

Bij de aanleg van een liquidatiereserve betaal je eerst een anticipatieve heffing van 10%, een bijkomende vennootschapsbelasting op het aangelegde bedrag. Bij een latere uitkering van dit dividend betaal je uiteindelijk minder roerende voorheffing dan bij een gewoon dividend (normaal tarief: 30%). Hoe groot het fiscaal voordeel precies is, hangt af van het moment waarop je de reserve uitkeert.

Voor de inwerkingtreding van de Programmawet van 18 juli 2025 gold een wachttermijn van vijf jaar voor het uitkeren van een liquidatiereserve. Wie deze termijn respecteerde, betaalde bij de uitkering slechts 5% roerende voorheffing. Wanneer de reserves eerder werden uitgekeerd, lag de verschuldigde roerende voorheffing op 20%. Wie ervoor koos om de liquidatiereserve pas uit te keren bij de stopzetting (vereffening) van de vennootschap, hoefde helemaal geen roerende voorheffing meer te betalen, waardoor de anticipatieve heffing werd beschouwd als finale belasting.

Met de inwerkingtreding van de Programmawet verandert het stelsel van de liquidatiereserve ingrijpend, onder meer door de aanpassing van de wachttermijn en de belastingtarieven. Voortaan geldt een wachttermijn van drie jaar, waarna een roerende voorheffing van 6,5% verschuldigd is. Deze regeling geldt enkel voor liquidatiereserves die worden aangelegd na 31 december 2025.

Reeds aangelegde liquidatiereserves die een wachttermijn van drie jaar hebben doorlopen kan je vanaf 29 juli 2025 uitkeren tegen een tarief van 6,5%, in plaats van het gebruikelijke tarief van 20% dat gold wanneer de vijfjarige wachttermijn niet werd gerespecteerd. Echter kan je er ook voor kiezen om de oorspronkelijke termijn van vijf jaar te doorlopen, waarbij het gunstige tarief van 5% van toepassing blijft.

Ook onder het nieuwe regime blijft een uitkering bij vereffening onbelast. Tijdens het recente begrotingsoverleg werd beslist om de effectieve belastingdruk te verhogen van 15% naar 18%, waardoor de eindheffing ook zal stijgen van 6,5% naar 9,8%. Verdere details hierover ontbreken echter nog.


VVPRbis

Aandelen gecreëerd sinds 1 juli 2013 geven, mits naleving van enkele voorwaarden, recht op een verlaagde voorheffing van 15%. Een belangrijke voorwaarde is (onder meer) het ononderbroken bezit in volle eigendom van volledig volgestorte aandelen.

Voor de inwerkingtreding van de Programmawet was het verlaagde tarief van 15% pas van toepassing op dividenden die werden uitgekeerd uit de winstverdeling vanaf het derde boekjaar volgend op dat van de inbreng.
Dividenden die werden toegekend in het tweede boekjaar na de inbreng werden belast aan 20%. Voor dividenden uitgekeerd over het boekjaar zelf of over het eerste boekjaar na dat van de inbreng was een tarief van 30% van toepassing.

De Programmawet heeft het tarief van 20% voor het tweede boekjaar afgeschaft, waardoor ook hier voortaan 30% roerende voorheffing verschuldigd zal zijn. Deze wijziging geldt voor aandelen gecreëerd door inbrengen vanaf 1 januari 2026. Voor inbrengen die uiterlijk gebeuren op 31 december 2025 geldt er een overgangsregeling, waardoor deze wel nog het tarief van 20% kunnen toepassen.

Vanaf het derde boekjaar volgend op dat van de inbreng kan de volledige gereserveerde winst van de afgelopen jaren in één keer worden uitgekeerd, en dus niet enkel de winst van het derde boekjaar. Vanaf dan kan de winst van elk boekjaar aan 15% worden uitgekeerd.

Ook voor VVPRbis-aandelen is een verhoging van de roerende voorheffing van 15% naar 18% voorzien.

 

Verschil tussen beide systemen

Sinds de Programmawet van 18 juli 2025 zijn de effectieve belastingdruk (momenteel 15%) en de wachttermijn (3 jaar) in de VVPRbis-regeling volledig gelijklopend met die van de liquidatiereserve.

Welke regeling het meest geschikt is, hangt af van de concrete situatie van jouw vennootschap.
Het stelsel van de liquidatiereserve is bijvoorbeeld interessant wanneer je een bepaald vermogen in de vennootschap wil reserveren tot bij de stopzetting van de activiteit. In dat geval zal de anticipatieve heffing van 10% immers als finale belasting gelden.
Een toekomstige aandelenoverdracht kan dan weer een belemmering vormen om van het VVPRbis-voordeel te kunnen genieten. Bij liquidatiereserves speelt dit probleem niet.

DISCLAIMER: Dit artikel werd gepubliceerd/voor het laatst gewijzigd op 11-12-2025 en werd opgesteld conform de op dat moment geldende wetgeving, rechtspraak, rechtsleer en interpretaties. Sinds voormelde datum kunnen er zich wijzigingen voordoen waardoor dit artikel verouderde informatie kan bevatten.

Deel dit artikel

Vond je dit artikel nuttig? Deel het met anderen die er baat bij kunnen hebben.

Heb je een vraag?

Blijf je met vragen zitten na het lezen van dit artikel? Geen probleem! Ons team van experts staat klaar om je te helpen met persoonlijk advies.

Stel je vraag

Klaar om er in te vliegen?

Certifisc voor bedrijven en ondernemers

Van startup tot vennootschapsgroep: wij houden je cijfers scherp, jij je focus.

Dividenduitkeringen: liquidatiereserve en VVPRbis-stelsel | Certifisc