
Bij de oprichting van een vennootschap is steeds een inbreng vereist. Tijdens het bestaan van de vennootschap kan de algemene vergadering beslissen een deel van dat vermogen terug te betalen aan de aandeelhouders. Dat kan via een kapitaalvermindering of via de inkoop van eigen aandelen. Beide methodes kunnen in bepaalde situaties fiscaal interessant zijn.
Kapitaalvermindering
De kapitaalvermindering in de NV – of terugbetaling van inbrengen in andere vennootschapsvormen – was jarenlang een populaire manier om middelen belastingvrij uit de vennootschap te halen. De wet van 25 december 2017 maakte de regels echter strenger, al blijven er nog altijd opportuniteiten bestaan.
Inbrengen kunnen bestaan uit liquide middelen, activa in natura (zoals een eenmanszaak of een wagen) of uit belaste of onbelaste reserves. Wanneer de inbreng betrekking heeft op liquide middelen of activa, spreken we van werkelijk gestort kapitaal.
De terugbetaling van werkelijk gestort kapitaal was altijd volledig belastingvrij: geen vennootschapsbelasting en geen roerende voorheffing. Dat veranderde vanaf 1 januari 2018. Wanneer er in de vennootschap nog andere reserves aanwezig zijn (belast of onbelast, behalve liquidatiereserves), kan bij een kapitaalvermindering roerende voorheffing verschuldigd zijn.
De uitkering wordt dan pro rata toegerekend op:
het fiscaal gestort kapitaal (inclusief “ingeklikte reserves”), en
de overige reserves, behalve de liquidatiereserves.
Het deel dat aan die reserves wordt toegerekend, wordt onderworpen aan 30% roerende voorheffing. Wanneer de vermindering betrekking heeft op onbelaste reserves (zoals herwaarderingsmeerwaarden), is ook vennootschapsbelasting verschuldigd.
Voor vennootschappen die sinds 2013 consequent liquidatiereserves hebben aangelegd en dus geen andere reserves of overgedragen winsten op de balans hebben, verandert er niets: zij kunnen het werkelijk gestort kapitaal nog steeds belastingvrij uitkeren.
Vooral bij holdingvennootschappen is voorzichtigheid geboden. Wanneer kapitaalverminderingen gebruikt worden om reserves fiscaal vrij uit te keren, kan de fiscus dat beschouwen als een verdoken dividenduitkering, met een heffing van 30% roerende voorheffing tot gevolg.
Vennootschapsrechtelijke regels blijven daarbij belangrijk.
In de NV geldt nog steeds een wachttermijn van twee maanden tussen de beslissing en de uitbetaling.
In de BV en CV is er geen wachttermijn meer, maar moeten wel de balans- en liquiditeitstest worden uitgevoerd om te bevestigen dat de vennootschap voldoende middelen heeft.
Voor een commanditaire vennootschap of vennootschap onder firma bestaan er geen specifieke beperkingen.
Inkoop van eigen aandelen
De inkoop van eigen aandelen wordt veel gebruikt bij het uittreden van aandeelhouders, bij personeelsparticipatie, bij toetreding van nieuwe aandeelhouders of om overtollige liquiditeiten uit de vennootschap te halen.
Voor de NV en de BV bestaat er een duidelijk wettelijk kader. Voor andere vennootschapsvormen is het minder duidelijk of een inkoop is toegestaan. Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen versoepelde sinds 2019 wel een aantal regels:
De vroegere beperking dat een vennootschap maximaal 20% van de eigen aandelen in portefeuille mocht houden, is afgeschaft.
De verplichting voor een BV om ingekochte aandelen binnen twee jaar te vernietigen, bestaat niet meer.
Wel blijft de regel gelden dat de vennootschap een onbeschikbare reserve moet aanleggen ter waarde van de prijs van de ingekochte aandelen. Dat kan later hinderlijk zijn bij dividenduitkeringen.
De vennootschap kan de ingekochte aandelen bijhouden (bijvoorbeeld in afwachting van een nieuwe aandeelhouder) of vernietigen door afboeking op de reserves. Die keuze heeft fiscale gevolgen.
Het louter inkopen van maximaal 20% van de aandelen, zonder vernietiging, heeft geen fiscale impact. Fiscale gevolgen ontstaan wel wanneer:
de aandelen vernietigd worden,
er een minderwaarde wordt geboekt op de ingekochte aandelen,
of wanneer meer dan 20% van de aandelen wordt ingekocht.
In die situaties wordt het positieve verschil tussen:
de verkrijgingsprijs of de waarde van de aandelen, en
het deel van het gerevaloriseerde gestorte kapitaal dat deze aandelen vertegenwoordigen (de inkoopbonus),
beschouwd als een dividend, waarop 30% roerende voorheffing verschuldigd is.
Zolang de ingekochte aandelen dus niet worden vernietigd, ontstaat er geen onmiddellijke fiscale last. Ten laatste bij vereffening wordt de roerende voorheffing wel verschuldigd.
DISCLAIMER: Dit artikel werd gepubliceerd/voor het laatst gewijzigd op 14-11-2025 en werd opgesteld conform de op dat moment geldende wetgeving, rechtspraak, rechtsleer en interpretaties. Sinds voormelde datum kunnen er zich wijzigingen voordoen waardoor dit artikel verouderde informatie kan bevatten.
Deel dit artikel
Vond je dit artikel nuttig? Deel het met anderen die er baat bij kunnen hebben.
Heb je een vraag?
Blijf je met vragen zitten na het lezen van dit artikel? Geen probleem! Ons team van experts staat klaar om je te helpen met persoonlijk advies.
Stel je vraag