
De jaarlijkse taks tot de vergoeding van de successierechten, ook bekend als de patrimoniumtaks, is een belasting om de successierechten te compenseren die niet kunnen worden toegepast op rechtspersonen zoals (internationale) vzw’s en private stichtingen. De wet van 28 december 2023 met diverse fiscale bepalingen (BS 29 december 2023) wijzigde deze taks ingrijpend.
Wij zetten de belangrijkste wijzigingen op een rij.
Progressieve tarieven
Het vlak tarief van 0,17% wordt gewijzigd in een progressief tarief in functie van de hoogte van het vermogen van de vzw’s en stichtingen. Vzw’s en stichtingen met een groter vermogen dienen dus meer bij te dragen:
Hogere belastingvrije grens
Vzw’s met een vermogen van minder dan 25.000 euro waren voorheen vrijgesteld van de taks. Onder de nieuwe regeling zullen vzw’s met een vermogen van minder dan 50.000 euro vrijgesteld zijn van deze taks.
Onder de oude regeling waren vzw’s met een vermogen van meer dan 25.000 euro, belastbaar op het volledige vermogen dus ook op het vrijgestelde bedrag van 25.000 euro. Onder de nieuwe regeling zullen vzw’s met een vermogen van meer dan 50.000 euro ook geen taks dienen te betalen op de eerste schijf van 50.0000 euro, maar enkel op het deel daarboven .
Op welke bestanddelen?
De taks is verschuldigd op het totale vermogen van de vzw of stichting, dus zowel op de roerende als de onroerende goederen, met uitsluiting van het bedrijfskapitaal.
Onder de vorige regeling moest geen rekening worden gehouden met in het buitenland gelegen onroerende goederen. Met ingang van 1 januari 2024 zullen echter ook alle in het buitenland gelegen onroerende goederen tot de belastbare grondslag behoren . Om dubbele belasting te voorkomen, wordt wel in een verrekening voorzien van de in het buitenland betaalde belasting. Indien op het in het buitenland gelegen onroerend goed een gelijkaardige taks als de Belgische patrimoniumtaks wordt geheven, zal de patrimoniumtaks verminderd worden met de taks geheven in het land waar het onroerend goed is gelegen, omgerekend in euro op de datum van de betaling ervan. Uiteraard zullen de nodige bewijsstukken dienen te worden verstrekt.
De vrees bestond dat de verhoogde taksen de werking en het bestaan van talrijke vzw’s in gevaar zou brengen. Onder politieke druk werden in laatste instantie nog tal van uitzonderingen voorzien. Voor een aantal sectoren wordt de waarde van hun bezittingen verminderd met 62,3% , zodat er slechts 37,7% van de waarde van hun bezittingen effectief wordt belast. Hierdoor betalen deze instellingen nooit meer dan (afgerond) 0,17% op hun bezittingen, wat overeenstemt met het voormalige vlakke tarief.
Vrijstellingen
Aan de vrijstellingen werd niet geraakt. Zo blijven de gebouwen die uitsluitend door het gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs aangewend worden voor onderwijsdoeleinden, volledig vrijgesteld van de patrimoniumtaks. Merk in dit verband op dat deze vrijstelling voor het onderwijs, enkel geldt ten aanzien van (kwalificerende) onroerende goederen, terwijl voormelde nieuwe uitzondering (supra 3b) die werd ingevoerd van toepassing is ten aanzien van het geheel van het patrimonium dat aan de patrimoniumtaks onderworpen is, roerende goederen inbegrepen.
Aangifte en betaling van de taks
U moet de aangifte indienen op het kantoor Rechtszekerheid dat bevoegd is voor het ambtsgebied waarin de maatschappelijke zetel van de VZW of private stichting gevestigd is en dit uiterlijk 31 maart van het aanslagjaar . Ook dient de taks uiterlijk op 31 maart van het aanslagjaar betaald te worden. VZW’s en private stichtingen met een vermogen van minder dan 50.0000 EUR zijn niet langer verplicht een nihil-aangifte te doen. Zij worden volledig vrijgesteld van de aangifteplicht.
Voorbeelden
Inwerkingtreding
De nieuwe regeling is in werking getreden op 1 januari 2024 . Voor de berekening van de taks wordt er gekeken naar het geheel van de bezittingen die een VZW of private stichting in bezit heeft op 1 januari van het betreffende aanslagjaar. Dit heeft dan ook tot gevolg dat de nieuwe regelgeving reeds van toepassing zal zijn op de aangiftes die ten laatste op 31 maart 2024 dienen ingediend te worden .
DISCLAIMER Dit artikel werd gepubliceerd/voor het laatst gewijzigd op 02/02/2024 en werd opgesteld conform de op dat moment geldende wetgeving, rechtspraak, rechtsleer en interpretaties.Sinds voormelde datum kunnen er zich wijzigingen voordoen waardoor dit artikel verouderde informatie kan bevatten.
DISCLAIMER: Dit artikel werd gepubliceerd/voor het laatst gewijzigd op 02-02-2024 en werd opgesteld conform de op dat moment geldende wetgeving, rechtspraak, rechtsleer en interpretaties. Sinds voormelde datum kunnen er zich wijzigingen voordoen waardoor dit artikel verouderde informatie kan bevatten.
Deel dit artikel
Vond je dit artikel nuttig? Deel het met anderen die er baat bij kunnen hebben.
Heb je een vraag?
Blijf je met vragen zitten na het lezen van dit artikel? Geen probleem! Ons team van experts staat klaar om je te helpen met persoonlijk advies.
Stel je vraag